Hoofdstuk 1 — Kamer 214
De bel was nog niet klaar met rinkelen toen Evan Keller , zeventien jaar oud en geoefend in onzichtbaarheid, langzaam de achterste hoek van kamer 214 binnenstapte. Hij legde een spijkerjasje over zijn stoel, even zorgvuldig als een vlag op een opgevouwen kistje – met de lap naar buiten gericht: een gevleugelde schedel onder de zilveren boog van IRON HEARTS MC .
Het was geen kostuum. Het was een grafsteen die hij kon aanraken. Zes maanden geleden had de snelweg oom Marcus weggevoerd , en dit was het enige wat de staat niet naar een nieuw adres kon verplaatsen.
Juffrouw Hart, streng en doorgaans rechtvaardig, rook naar muffe koffie en hoge verwachtingen. Ze riep de rol, pauzeerde even en zag de pleister. De kamer werd stil.
« Meneer Keller, » zei ze met een stem zo gespannen als een pianosnaar, « doe dat uit. U bent niet lid van een motorclub. »
Hij slikte. « Hij was van mijn oom. Hij heeft vijftien jaar gereden. Hij… »
« Uit. Nu. » Steel, kortaf.
Hij vouwde het vest op zijn schoot, met het lapje naar binnen gekeerd alsof het een blauwe plek verborg, en voelde hoe het pantser zijn lichaam verliet.
De schoenen van juffrouw Hart piepten naar hem toe. « Wij verheerlijken hier geen criminelen . »
Het woord snijdt dieper dan een schaar.
Toen hij het niet gaf, reikte ze naar beneden en trok eraan. Draden schreeuwden. De lap scheurde en hing half los aan hardnekkige hechtingen. De klas ademde in en ademde niet uit.
Ze liet het op haar bureau vallen als een biologisch gevaar. « Respect verdien je hier door prestaties, niet in garages met bendes. »
Evan staarde naar het gescheurde embleem. Hij huilde niet. Hij had geleerd dat niet te doen – er is geen privacy in pleeggezinnen.
Tegen de lunchtijd verscheen er een foto van de gescheurde patch op alle telefoons, met lachende emoji’s. Tegen de tijd dat de laatste bel ging, was hij zo klein geworden dat zelfs zijn schaduw nog op afstand bleef.
Hoofdstuk 2 — De garage aan de rand van de stad
Hij ging niet ‘naar huis’. Hij liep naar de Iron Hearts Charity Garage , de garage met het handgeschilderde uithangbord en de radio’s die alleen klassieke rock draaiden.
“Jongen,” gromde Bear vanonder een vintage Harley, “je ziet er gesloopt uit.”
Evan hield het vest omhoog. Niet zijn stem, maar de scheur sprak voor hem.
Bears gezicht werd donker. « Tank! Rood! »