Ondanks haar smeekbeden heerste er een gespannen sfeer in de kamer, de volwassenen wisselden bezorgde blikken uit en fluisterden vermoedens. Was het gewoon een manifestatie van Camilla’s verdriet, de wanhopige poging van een kind om contact te maken met de vader die ze had verloren? Of misschien zat er iets diepers achter, iets dat delicaat, mysterieus de grenzen van de bekende wereld raakte?
Camil daarentegen leek geen aandacht te schenken aan de verwarring. Haar ademhaling was stabiel en haar kleine borstkas ging op en neer in een ritme dat de hartslag van het huis zelf leek te weerspiegelen. Ze zag eruit alsof ze diep sliep, haar gezicht glansde tegen het ruwe wit van haar vaders overhemd. Julians hand lag op haar rug met een tederheid die niemand volledig kon begrijpen, en zijn positie suggereerde het laatste gebaar van vaderlijke liefde, het doorbreken van de grenzen van leven en dood.
Buiten ritselde de wind in de bomen en ritselde de bladeren met een geluid als het verre geluid van de zee. Het was alsof de wereld achter de muren van het huis zijn adem inhield, wachtend op een onzichtbare kracht om dit moment op te lossen dat in de tijd was opgeschort. In de kamer bewogen de volwassenen zich rusteloos, hun eerdere overtuigingen losten op als schaduwen voor zonsopgang.