‘Mam, het is maar voor een weekje. Echt, ik ben zo terug.’

Die woorden echoën nog steeds in mijn hoofd, elke ochtend als ik wakker word. Ik hoor Anne’s stem, haar haastige ademhaling aan de telefoon, de belofte die ze niet waar kon maken. Het is nu drie maanden geleden dat ze haar zoontje, mijn kleinzoon Bram, bij mij achterliet. Drie maanden waarin ik elke dag bang ben dat de bel gaat en iemand van Jeugdzorg voor de deur staat om hem mee te nemen.

‘Oma, waar is mama?’ vraagt Bram zachtjes terwijl hij zijn cornflakes roert. Zijn blauwe ogen kijken me vragend aan, vol vertrouwen en onschuld. Ik slik de brok in mijn keel weg en glimlach flauwtjes.

‘Mama is even weg, lieverd. Ze komt snel terug.’

Maar ik weet niet of dat waar is. Anne heeft zich niet meer laten horen sinds die avond. Haar telefoon staat uit, haar appartement is leeg. De politie zegt dat ze volwassen is en zelf mag bepalen waar ze heen gaat. Maar wat moet ik met Bram? Ik ben zijn oma, geen voogd. En elke dag groeit de angst dat iemand dat zal opmerken.

Het begon allemaal zo onschuldig. Anne had het moeilijk na haar scheiding met Mark. Ze was altijd al gevoelig geweest, maar de laatste tijd leek ze zichzelf niet meer te zijn. Ze kwam laat thuis, was prikkelbaar, en Bram werd steeds vaker bij mij gebracht. ‘Mam, ik heb je echt nodig,’ zei ze dan met die smekende blik die ik niet kon weerstaan.

De eerste week zonder haar was ik nog optimistisch. Ze zou zich wel melden, dacht ik. Misschien was ze gewoon even op adem aan het komen. Maar toen de dagen weken werden, begon ik te beseffen dat er iets ernstigs aan de hand moest zijn.

Ik probeerde haar vrienden te bellen, haar werk, zelfs Mark – haar ex-man en Bram’s vader. Maar Mark wilde niets weten van Anne of Bram. ‘Ze heeft dit zelf veroorzaakt,’ zei hij kil aan de telefoon. ‘Ik heb mijn eigen leven nu.’

De nachten werden langer en kouder. Bram begon te vragen waarom mama niet belde, waarom hij niet naar huis mocht. Ik probeerde hem af te leiden met spelletjes, koekjes bakken en wandelingen door het park. Maar elke keer als hij naar bed ging, hoorde ik hem zachtjes snikken in het donker.

Op een ochtend stond er een brief van de gemeente op de mat. ‘Geachte mevrouw De Vries, uit onze administratie blijkt dat uw kleinzoon Bram momenteel bij u verblijft zonder formele toestemming van de ouder(s). Wij verzoeken u contact op te nemen met Jeugdzorg.’ Mijn handen trilden terwijl ik de brief las. Wat als ze hem van me afnemen? Wat als hij naar een pleeggezin moet?

Ik belde direct naar Jeugdzorg. Een vriendelijke stem aan de andere kant van de lijn stelde me gerust: ‘We willen alleen het beste voor Bram, mevrouw De Vries. Maar u begrijpt dat we moeten onderzoeken of deze situatie veilig is.’

Die middag kwam er een mevrouw langs van Jeugdzorg, Marloes heette ze. Ze stelde veel vragen: over Anne, over Bram, over mijzelf. Of ik nog werkte (nee, sinds mijn pensioen niet meer), of ik gezond was (redelijk), of ik het aankon om voor een kleuter te zorgen (ik moest wel).

‘We moeten dit officieel maken,’ zei Marloes uiteindelijk. ‘Zonder voogdij kunnen we Bram hier niet laten.’

Ik voelde paniek opkomen. ‘Maar ik ben zijn oma! Waar moet hij anders heen?’

Wordt vervolgd op de volgende pagina 👇

Als je wilt doorgaan, klik op de knop onder de advertentie ⤵️

Advertentie