In de glinsterende wereld van techmiljardairs had Alexander Hale alles: een gigantisch imperium, privéjets en een leven waar de meesten alleen maar van konden dromen. Maar in een steriele ziekenkamer met uitzicht op Manhattan ging zijn 10-jarige zoon Liam snel achteruit.
De artsen brachten het verpletterende nieuws: een zeldzame, agressieve vorm van leukemie. Experimentele behandelingen hadden geen effect. « Hoogstens drie maanden, » zeiden ze plechtig. Alexander, de man die AI ontwikkelde die de wereld op zijn kop zette, kon zijn zoon geen extra tijd geven. Nacht na nacht zat hij aan Liams bed, hield zijn zwakke hand vast en fluisterde beloftes die hij vreesde niet te kunnen nakomen.
Liam, ooit een vrolijk kind dat geobsedeerd was door dinosaurussen en videogames, bracht nu zijn dagen door achter de computer, zijn gelach vervangen door stille uitputting. « Papa, ik wil Kerstmis niet missen, » fluisterde hij op een avond, met tranen in zijn ogen.
Alexanders hart was gebroken. Hij had alles aangeboden: reizen naar Disney (afgezegd vanwege zwakte), het beste speelgoed dat er te koop was (waar nauwelijks naar gekeken werd). Niets kon hem nog blij maken.
Dat was het moment dat Mia in hun leven kwam.
Mia Rodriguez was elf jaar oud en woonde in een krap appartement in de Bronx met haar alleenstaande moeder, een schoonmaakster die met een minimumloon moest rondkomen. Ze hadden niets – geen luxe vakanties, geen spaargeld. Maar Mia had een hart dat groter was dan welk fortuin dan ook.
Elk weekend werkte Mia als vrijwilliger op de kinderafdeling van het ziekenhuis via een kerkprogramma. Ze las verhalen voor, speelde spelletjes en bracht zelfgemaakte tekeningen mee om zieke kinderen op te vrolijken. Op een zaterdag werd ze toegewezen aan de kamer van Liam.
‘Hallo, ik ben Mia,’ zei ze verlegen, terwijl ze met een zelfgemaakt kaartje naar binnen gluurde. ‘Ik heb een T-Rex getekend die tegen kankercellen vecht. Hij wint, zie je?’
Liam, bleek en kaal door de chemotherapie, wist een zwakke glimlach te produceren – de eerste in weken. Alexander keek vanuit de hoek toe, verbijsterd.
Tijdens de volgende bezoeken behandelde Mia Liam niet als een stervende jongen. Ze daagde hem uit voor kaartspelletjes (en liet hem soms winnen), vertelde flauwe grapjes uit haar buurt en deelde verhalen over de empanada’s van haar moeder. « Die zijn de beste, » zei ze. « Als je weer naar huis gaat, neem ik er wat mee. »
Liams ogen lichtten op. « Beloofd? »
« Belofte. »
Alexander bood Mia een royale vergoeding aan voor haar tijd. Ze weigerde. « Ik doe dit omdat het hen gelukkig maakt. Niet voor het geld. »
Maar Mia deed iets wat geen dokter of miljardair kon: ze gaf Liam hoop.