Jaren later, op de dag van de verhuizing, was het het laatste wat er nog in de kamer was. Moe en geïrriteerd besloot ik niet nog een doos naar de auto te slepen. In plaats daarvan klopte ik op de deur van mijn buurvrouw Carla.
« Wil je een week op mijn erfenis passen terwijl ik me installeer? » Ik maakte een grapje.
Ze grijnsde en nam het aan alsof ik haar net een puppy had geschonken.
De sleutel in de bodem
Die nacht sprong mijn telefoon bijna van de tafel met haar dringende telefoontje.
« Kom hierheen. Nu. »
Carla’s stem was scherp van opwinding. Ademloos haastte ik me door de gang en zag haar in haar keuken staan, de plant van mijn oma op het aanrecht. In haar hand had ze een klein verroest sleuteltje in een oude zakdoek, mijn naam in de hoek gestikt met krom blauw garen.
‘Ik heb het in de grond gevonden,’ fluisterde ze, nog steeds met grote ogen.
Op dat moment vulde mijn borst zich met iets dat moeilijk te beschrijven was – half ongeloof, half een plotseling gewicht van begrip. Oma had me niet zomaar een plant gegeven. Ze had me een puzzel gegeven.