Die avond ging Rodrigo niet eens uit eten. Rond elf uur viel hij in slaap in zijn stoel. Hij werd plotseling wakker door een gefluister.
Valeria was er weer.
Deze keer goot ze geen water. Ze hield alleen Pedrito’s hand vast en mompelde iets wat bijna als een gebed klonk.
‘Hoe ben je binnengekomen?’ vroeg Rodrigo, met een vermoeide stem.
Valeria keek hem zonder angst aan.
—Via de dienstingang. Ik weet waar mijn moeder de sleutel bewaart.
—Je kunt hier niet zijn… het is nacht.
—Pedrito heeft me nodig.
Rodrigo wilde haar berispen, maar ze wees naar het kind.
—Kijk naar zijn gezicht.
Rodrigo keek. En zijn hart zonk: Pedrito zag er… nauwelijks… een beetje minder grauw uit.
‘Het moet het licht zijn,’ dacht hij. Maar zijn twijfel nam toe.
‘Wat voor water is dat?’ vroeg hij, alsof hij haar bijna niet wilde geloven.
« Van het kleine fonteintje op de binnenplaats, » antwoordde Valeria. « Mijn oma zegt dat er vroeger een waterput was op een oude boerderij. Mensen kwamen daarheen als ze ziek waren… en het water hielp. »
Rodrigo liet een droevige lach horen.
—Dat zijn slechts verhalen.
Valeria kantelde haar hoofd, met de logica van een kind dat geen bedrog toelaat.
—Heb je vertrouwen in artsen?
-Duidelijk.
—En ze zeiden dat ze niets meer kunnen doen. Dus… waarom zouden we dan ook niet in water geloven?
Rodrigo bleef zonder antwoord achter.
De deur ging open en een jonge verpleegster, Lupita, kwam binnen. Ze bleef staan toen ze het kleine meisje zag.
« Valeria… jij weer? » zei hij vastberaden. « Je moeder zal wel slapen, doodongerust. »
Rodrigo stond op.
—Ken je haar?
« Ja. Marina werkt hier. Valeria komt soms met haar mee… » Lupita keek naar Rodrigo en verlaagde haar stem een beetje. « Meneer Acevedo… ik zou geen rare dingen moeten zeggen, maar… vandaag, nadat het meisje was gekomen, is het zuurstofgehalte van uw zoon iets gestegen. Nauwelijks. En zijn hartslag… is gestabiliseerd. »
Rodrigo voelde een vonk in zijn borst. Klein. Gevaarlijk.
-Dus…?
« Ik zeg niet dat het aan het water ligt, » verduidelijkte Lupita nerveus. « Het kan toeval zijn. Maar… ik ben in dit gebied opgegroeid. Ik heb die legende mijn hele leven al gehoord. »
Rodrigo keek naar Valeria. Het meisje keek hem terug aan alsof de wereld simpel was: « Je moet het proberen. »
‘Kun je nog een paar minuten blijven?’ vroeg Rodrigo.
Lupita aarzelde… en knikte.
Valeria pakte Pedrito’s hand weer vast en begon hem zachtjes te vertellen hoe hij op de kleuterschool zo veel lachte dat ze altijd op hun kop kregen omdat hij lawaai maakte tijdens het middagslaapje. Rodrigo luisterde met een brok in zijn keel: hij leerde zijn zoon kennen via een ander meisje.
Bij het aanbreken van de dag bracht Lupita Valeria naar huis. Rodrigo staarde naar de vergeten gouden fles op het nachtkastje. Hij pakte hem op, bevochtigde zijn vingers en raakte Pedrito’s voorhoofd aan, net zoals zijn moeder vroeger deed toen hij een kind was.
‘Als er iets is… wat dan ook…’ fluisterde ze. ‘Alsjeblieft.’
En toen opende Pedrito zijn ogen.
Rodrigo verstijfde.
De jongen keek hem aan alsof hij uit een zeer lange droom ontwaakte… en glimlachte.
« Papa… » fluisterde hij. « Valeria is gekomen. »
Rodrigo barstte in tranen uit.
Uren later onderschepte dokter Santiago Flores hem op de gang.
—Meneer Acevedo… de tests van vanochtend laten iets vreemds zien. Er is… een minimale verbetering. Het aantal witte bloedcellen is iets gestegen. De nierfunctie is ook verbeterd.
‘Is dat goed?’ vroeg Rodrigo, terwijl hij aan elke lettergreep vastklampte.
« Het is… onverwacht, » gaf de dokter toe. « Maar laten we niet te vroeg juichen. Soms bereikt het lichaam pieken voordat… » Hij maakte zijn zin niet af.
Rodrigo klemde zijn tanden op elkaar.