Iedere verjaardag was hetzelfde. De taart, de kaarsjes, de lachende gezichten – maar altijd onder de blik van de man op de muur. Zijn portret hing daar al zolang ze zich kon herinneren, een zwart-witte herinnering aan een verleden dat haar moeder zelden besprak.
« Hij zou trots op je zijn, » zei haar moeder elk jaar, en deze keer voelde het gewichtiger dan ooit. Achttien. Volwassen. Klaar om de wereld in te stappen, maar met een onverklaarbare knoop in haar maag.
Ze keek haar moeder aan. « Wie was hij echt? »
Haar moeder glimlachte, maar haar ogen vulden zich met tranen. « Je hebt zijn glimlach. »
Ze wilde doorvragen, maar op dat moment klonk een zachte tik achter hen. De taart wiebelde in haar handen. Haar moeder draaide zich langzaam om, en haar adem stokte.
Het portret hing scheef.
« Dat… dat heeft nog nooit… » Haar moeder kon haar zin niet afmaken.
Een koude rilling trok over haar rug. De kamer voelde plots kleiner, de lucht dikker. Ze slikte en zette de taart voorzichtig op tafel. Haar ogen gleden terug naar de foto.
Dezelfde donkere ogen. Dezelfde doordringende blik. Maar iets klopte niet.
« Is het altijd precies zo opgehangen? » vroeg ze zacht.
Haar moeder knikte, maar haar gezicht was lijkbleek. « Ja. Al twintig jaar. »