Hij draaide zich om.
Een vrouw. Dezelfde die hij die dag in de regen had gezien. Nu in een schone jurk, met opgestoken haar en een baby in haar armen. Ze glimlachte verlegen.
« Het spijt me… » zei ze. « We stonden op het punt om te vertrekken. Maar ik wilde je bedanken. »
Martin bleef stil. Er zat iets in zijn keel.
« Gedurende deze twee weken voelden we ons voor het eerst in lange tijd als mensen, » vervolgde ze. « Voor mijn kind. Voor mezelf. Warmte, rust, ochtendkoffie… Voor jou is het waarschijnlijk het dagelijks leven. Voor ons is het een wonder. »
Hij keek haar een moment aan en vroeg toen zachtjes:
— Wil je blijven?
Ze aarzelde. Ze knuffelde de baby nog steviger.
—Dit is jouw huis…
— Tot vandaag was het slechts een gebouw. Dankzij jou is het een thuis geworden.
Het kind glimlachte en stak haar hand naar hem uit.
— Hoe heet hij?
— Lodewijk.
« Een prachtige naam. In Frankrijk is Lodewijk de naam van koningen. Moed. Blijf. Ga nergens heen. Dit huis is niet langer alleen van mij. »