De hele dag had het zacht en gestaag gesneeuwd en New York City in een stille, witte stilte gehuld. De straten glinsterden onder de kerstverlichting en de lucht rook vaag naar geroosterde kastanjes en regen. Binnen in The Silver Birch – een van die elegante restaurants aan Fifth Avenue waar de tijd leek te vertragen – gloeide de rijkdom in elke hoek.
Aan een hoektafel zat Clara Whitfield, de vrouw waar iedereen in Manhattan over fluisterde. Eigenaresse van een luxe modehuis, ze had alles waar de meeste mensen alleen maar van konden dromen: geld, schoonheid, invloed. Maar die avond, terwijl ze haar biefstuk over haar bord schoof, besefte ze dat ze zich niet kon herinneren wanneer ze voor het laatst iets had gevoeld.
Het gelach om haar heen klonk ingestudeerd. De wijn had geen smaak. Haar diamanten armband glinsterde koud in het licht.
Toen klonk er door het zachte gezoem van de muziek een stem.
“Mevrouw… alstublieft… mogen wij uw restjes?”
Er viel een stilte in de kamer.
Bij de ingang, geknield in de sneeuw die door de open deur naar binnen was gewaaid, stond een man. Zijn jas was doorweekt, zijn gezicht bleek, en in zijn trillende armen zaten twee kleine kinderen gewikkeld in een grijze, gescheurde deken. Hun gezichtjes staken naar buiten, blauw van de kou, hun ogen halfgesloten van de honger.
Een moment lang bewoog niemand.
Toen fluisterde iemand: « Bel de beveiliging. »