De spoedeisende hulp van het St. Mary’s Hospital was die dinsdagochtend ongewoon stil. Het gebruikelijke ritme van razende voetstappen en dringende stemmen maakte plaats voor een zware stilte – zo’n stilte die zelfs het gezoem van tl-verlichting te hard doet klinken.
Die stilte binnenkwam de twaalfjarige Ava Thompson , haar buik vasthoudend, haar kleine lichaam trillend van de pijn. Haar tante, Carla Williams , leidde haar verder, de bezorgdheid diep in haar gezicht gegrift. Ava’s huid was bleek, haar ademhaling oppervlakkig en haar stem nauwelijks een fluistering.
Carla liep naar de receptie, haar woorden werden wanhoopsvol.
« Alstublieft – mijn nichtje heeft vreselijke pijn. Ze kan nauwelijks staan. »
De receptioniste drukte op een knop van de intercom. Even later verscheen Dr. Steven Harris , een lange man met een netjes gestreken witte jas en een geoefende, gezaghebbende uitstraling. Hij keek naar Ava en toen naar Carla – en er gleed iets kouds in zijn ogen.
“Is ze verzekerd?” vroeg hij botweg.
Carla knipperde ongelovig met haar ogen. « Dat regelen we later wel. Alsjeblieft, ze heeft nu hulp nodig. »
Zijn toon werd niet zachter. « Ziekenhuispolis. Geen verzekering, geen behandeling voor niet-spoedeisende gevallen. Je zou een polikliniek moeten proberen – die zijn beter geschikt voor jouw situatie. »
Carla’s hart zonk in haar schoenen. « Ze heeft zoveel pijn! Kijk haar eens! »
Dokter Harris haalde afwijzend zijn schouders op. « Mensen veinzen constant pijn voor gratis zorg. Ik verspil geen ziekenhuismiddelen. » Toen mompelde hij, met gedempte stem: « Mensen zoals jij betalen toch nooit. »
De woorden hingen als gif in de lucht. Ava jankte en klemde zich nog meer vast aan haar maag. Andere patiënten draaiden zich om, hun gezichten vol ongemak en ongeloof.
Carla’s stem brak toen ze zei: « Als je haar niet helpt, bel ik haar vader. En daar krijg je spijt van. »
Dokter Harris grijnsde lichtjes. « Ga je gang. Maar ze wordt hier niet behandeld zonder verzekering. »