Stap 1: Bereid het croissantdeeg voor.
Meng in een grote kom de bloem, suiker en zout.
Voeg de gedroogde gist toe (zorg ervoor dat deze niet direct in contact komt met het zout), giet er vervolgens de lauwwarme melk en het ei bij.
Meng met de hand of met een mixer tot een glad deeg ontstaat.
Voeg de zachte boter toe en kneed ongeveer 8 tot 10 minuten, tot het deeg glad, elastisch en licht glanzend is.
Tip: een goed gekneed deeg laat gemakkelijk los van de zijkanten van de kom en plakt niet meer aan je vingers.
Vorm een bal van het deeg, dek deze af met een schone doek en laat het 1 uur rusten op kamertemperatuur . Het deeg moet in volume verdubbelen.
Stap 2: Ontlucht en rol het deeg uit.
Na de eerste rustperiode laat je het deeg luchtloos achter door er zachtjes met je handpalm op te drukken.
Vorm het tot een rechthoek, wikkel het in plasticfolie en laat het 30 minuten in de koelkast rusten . Door het koelen is de boter makkelijker te verwerken tijdens het lamineren.
Stap 3: Bereid de boter voor op het lamineren.
Tussen twee vellen bakpapier legt u de koude boter (150 g) plat tot een vierkant van ongeveer 15 x 15 cm.
De boter moet kneedbaar zijn, niet te hard en niet te zacht. Het doel is dat de boter dezelfde textuur heeft als het deeg, zodat het deeg gelijkmatig gelaagd kan worden.
Stap 4: Voeg de boter toe en maak de eerste draai.
Rol het deeg uit tot een grote rechthoek, twee keer zo groot als het vierkantje boter.
Leg de boter in het midden en vouw het deeg eroverheen als een envelop.
Sluit de randen goed af om te voorkomen dat de boter eruit loopt.
Spreid het deeg voorzichtig uit tot een lange rechthoek (ongeveer 60 cm lang) en vouw het vervolgens in drieën, zoals een brief.
Dit noemen we de eerste vouw .
Wikkel het deeg in plasticfolie en laat het 30 minuten rusten in de koelkast.
Stap 5: Voer nog twee rondes uit.
Herhaal dezelfde handeling twee keer:
Spreid het deeg uit,
Vouw in drieën,
