Het zoeken naar nesten van trompetwormen in de grond was nooit een zinloos tijdverdrijf uit de kindertijd.
Het was geen verveling, noch een gebrek aan creativiteit – het was overleven verpakt in nieuwsgierigheid, hoop verscholen onder vuile vingernagels, en een soort avontuur dat alleen kinderen die met weinig opgroeiden echt konden begrijpen. Terwijl anderen aan hun scherm gekluisterd zaten, verdwenen wij in velden en achtertuinen, op zoek naar kleine wonderen met geschaafde knieën en open handen.
Elke kleine ontdekking voelde als een geheime schat, speciaal voor ons bestemd.
We beseften het toen nog niet, maar elk nest dat we blootlegden, gaf ons stilletjes vorm aan de mensen die we ooit zouden worden. Zonder duur speelgoed of eindeloze afleidingen maakten we van de wereld zelf onze speeltuin. We groeiden op in een wereld waar nieuwe dingen achter de etalages bleven, waar videogames van iemand anders waren en waar verbeelding ons meest waardevolle bezit was.
