Lange tijd geloofde ik dat familie iets was dat bij de geboorte werd toegewezen.
Een gedeelde achternaam.
Gezichten die bekend voorkwamen op oude foto’s.
Verhalen die van generatie op generatie werden doorgegeven aan volle eettafels.
Dat was het beeld van het gezin dat ik in films en schoolboeken zag, maar het was nooit het gezin dat ik zelf heb meegemaakt.
Wat ik wél heb geleerd, is van veel blijvende waarde.
Familie is wie er blijft als het leven onzeker wordt.
Ik weet dit omdat ik ben opgegroeid zonder iemand die bij me kon blijven.
Mijn vroegste herinneringen zijn stille herinneringen.
Lange gangen.
Metalen bedframes.
Dagen die in elkaar overliepen, alleen gekenmerkt door routines en regels.
Verjaardagen kwamen en gingen ongemerkt voorbij. Dat gold ook voor beloftes.
Ik heb al vroeg geleerd dat te veel van mensen verwachten alleen maar tot teleurstelling leidt.
De zorg was van tijdelijke aard.
Het afscheid was definitief.
En dan was er Nora.
We leerden elkaar kennen als kinderen en kwamen allebei in hetzelfde systeem terecht, om redenen die geen van ons beiden zelf had gekozen.
Zij was onverschrokken waar ik voorzichtig was.
Snel aan het lachen. Nog sneller in de verdediging.
Als de nachten eindeloos leken te duren, zat ze naast me en fluisterde ze grapjes totdat mijn borstkas niet meer zo pijnlijk was.
Toen anderen me probeerden te intimideren, stapte zij zonder aarzeling naar voren.
‘We zijn een team,’ zei ze altijd.
Dat geloof heeft ons door alles heen geholpen.
Als volwassenen trokken we door het leven verschillende kanten op.
Verschillende steden.
Verschillende verantwoordelijkheden.
Maar de band is nooit verzwakt.
Ze stond naast me op mijn trouwdag.
Ik hield haar hand vast toen ze me vertelde dat ze een kindje verwachtte.
Ze sprak nooit over de vader.
Slechts één keer zei ze, zachtjes, dat hij geen deel zou uitmaken van het leven van het kind.
Toen, op een ochtend, veranderde alles.
De telefoon ging voor zonsopgang.
Er verscheen een ziekenhuisnummer op het scherm.
Voordat de woorden goed en wel tot me doordrongen, begaven mijn benen het.
Er had zich een ongeluk voorgedaan.
Nora heeft het niet overleefd.
Haar zoontje wel.
Ik heb urenlang gereden zonder de radio aan te zetten.
Mijn handen klemden zich vast aan het stuur tot ze gevoelloos werden.
Toen ik aankwam, trof ik Leo aan op een ziekenhuisbed.
Hij was twee jaar oud.
Klein.
Roodharig.
Te stil.
Hij staarde naar de deuropening, wachtend op iemand die nooit meer terug zou komen.
Er was geen uitgebreide familie.
Niemand anders meldde zich aan.