Een oudere man naderde aarzelend de statige ingang van een chique restaurant. Zijn pak was keurig gestreken, maar duidelijk versleten – blijkbaar had hij het jaren geleden gedragen en het na lange tijd pas weer aangetrokken. Zijn grijze haar lag in dunne plukjes, alsof het niet zeker wist of het in zijn oude vorm moest blijven. Hij bleef bij de deur staan, bekeek zichzelf in de weerspiegeling van het getinte glas, trok zijn kraag recht, haalde diep adem en ging naar binnen.
Zodra hij binnenstapte, botste hij tegen een bewaker aan. De bewaker keek hem aan met een uitdrukking alsof een geest uit het verleden voor hem was verschenen.
‘Wie ben jij?’ gromde hij. ‘Denk je dat dit een soort evenement van de sociale dienst of een goed doel is?’
‘Ik ben hier voor een bruiloft…’ antwoordde de oude man zachtjes. ‘Mijn dochter trouwt vandaag…’ De hoekjes van zijn lippen krulden omhoog in een bittere glimlach.
De bewaker fronste zijn wenkbrauwen, zei iets in zijn portofoon en wierp argwanende blikken op de gast. De oude man, die de angst in zich voelde opkomen, probeerde door de glazen scheidingswanden de zaal in te kijken, maar zag niets – de bruiloft vond duidelijk ergens in een afgelegen vleugel van het restaurant plaats.
Een minuut later kwamen twee mannen in pak naar hem toe. Zonder een woord te zeggen, pakten ze hem bij de armen en leidden hem naar een dienstruimte.
‘Wat doe je hier?!’ Een vrouw duwde hem weg alsof hij een overbodig object was. ‘Ga weg! Je hoort hier niet thuis!’
“Sorry… ik wilde alleen even mijn dochter zien…”
Het bleek dat de mensen voor hem de ouders van de bruidegom waren. Ze konden zich moeilijk voorstellen dat deze man een familielid van de bruid kon zijn.
‘We zijn hier allemaal bekend,’ zei de vrouw koud, terwijl ze haar designjasje recht trok. ‘En wie bent u?’
‘Interessante vraag,’ merkte de man op.
« Maar volkomen onnodig, » voegde ze eraan toe. « Kijk eens rond: deze mensen zijn hier om te feesten, niet om andermans ellende te aanschouwen. Ga weg voordat je de stemming van iedereen bederft. »
De vrouw had duidelijk de neiging om de situatie te controleren, en hoe meer ze sprak, hoe bozer ze werd.
‘Vasily Igorevich,’ stelde de oude man zich voor en stak zijn hand uit.
Ze keek niet eens naar zijn handpalm, maar deed slechts een stap achteruit, alsof hij haar met zijn armoede zou kunnen besmetten.
Toen Vasily Igorevich besefte dat hij niet tot het feest toegelaten zou worden, begon hij uit te leggen:
“Ik ben hier niet voor het eten gekomen… De reis was lang, de weg niet kort. Bijna mijn hele pensioen ging op aan het ticket…”
Dit versterkte hun argwaan alleen maar.
‘Wacht even,’ zei de vrouw plotseling milder. ‘We halen wat restjes uit de keuken en brengen die naar je toe. Je kunt ze op de terugweg opeten.’
‘Daarvoor ben ik niet gekomen,’ antwoordde hij waardig. ‘Ik heb niets nodig… Ik wil alleen Yanochka zien.’