Toen mijn dochter drie werd, kwam ze in die lieve, verwarrende fase terecht waarin fantasie en werkelijkheid vaak door elkaar liepen. Ze was dol op verhalen vertellen – over prinsessen, pratende dieren en denkbeeldige vrienden. In het begin was het schattig. Maar toen begonnen de verhalen te veranderen. En ik begon er ook in voor te komen.
Op een avond kwam mijn man de keuken binnen met een vreemde uitdrukking op zijn gezicht. Hij probeerde nonchalant te klinken, maar ik zag aan hem dat er iets hem dwarszat.
‘Is er vandaag iemand langs geweest?’ vroeg hij.
Ik lachte zachtjes. « Nee, waarom? »
Hij aarzelde. « Ella zei dat er een man bij je op bezoek is geweest terwijl ik aan het werk was. »
Ik stond even perplex, maar wuifde het toen weg. Kinderen zeggen nu eenmaal rare dingen, toch? We waren het er allebei over eens dat het waarschijnlijk gewoon verbeelding was. Maar de opmerkingen hielden niet op.
Een paar dagen later zei mijn dochter heel nuchter: « Mama heeft vandaag met een man aan de telefoon gepraat. Hij heeft haar aan het lachen gemaakt. »
Een week later liet ze de bom vallen.