De storm die een hele pier bevroor
De wind gierde over de kustlijn terwijl zwarte wolken het ochtendlicht opslokten. Golven zo groot als kleine heuvels beukten met geweld tegen de houten pier en wierpen zout water over doodsbange toeristen.
Vissers lieten hun kratten vallen. Verkopers lieten hun karren achter. Tientallen mensen renden naar de reling en staarden naar de chaos vlak achter de oever.
Even daarvoor was de reddingsboot van een luxejacht losgeraakt.
In dat fragiele, draaiende vaartuig bevond zich Livia Moretti, de achtjarige dochter van Adrian Moretti – een van de machtigste scheepsmagnaten in de Middellandse Zee.
De zee wiegde het kleine bootje als een stuk speelgoed.
Livia’s rode jasje flitste tussen het schuim en de donkere golven.
Mensen schreeuwden.
Mensen wezen.
Maar niemand bewoog.
Niet de bewakers.
Niet de bemanning van het jacht.
Zelfs niet de kustwacht, die nog steeds met doorweekte touwen zat te klooien en wachtte op de komst van hun duikers.
« Help haar! » riep iemand.
Maar de oceaan brulde nog luider.
Een kinderpleidooi dat de stilte van de menigte verbrak
Door de wind klonk een zachte stem tot aan de pier.
« Alsjeblieft! Iemand! »
Livia’s schreeuw was dun en angstaanjagend – het soort geluid dat zich vastbijt in iemands borstkas en daar voor altijd blijft.
Telefoons gingen over.
Handen trilden.
Tranen vormden zich.
Maar dezelfde gedachte spookte door alle volwassenen op de pier:
Ik kan die golven niet overleven.
En dus
deed niemand een stap naar voren, ondanks al het geschreeuw en de paniek.
De manke meid die deed wat niemand anders wilde
Toen… klonk er een zachte stem uit de menigte.
« Ik ga. »