De koorts was om 2 uur ‘s nachts opgelopen tot een angstaanjagende 40 graden. Anna was al zesendertig uur onafgebroken wakker, wiegde haar tweejarige zoontje Liam, wiegde hem, waste hem in lauw water, haar wereld vernauwde zich tot de zachte, piepende ademhalingen die in zijn borstkas rammelden. Ze was uitgeput, een uitgeholde schelp van een vrouw, maar de angst hield haar gespannen en alert.
Nu, om 11 uur ‘s ochtends, was de koorts eindelijk gezakt. Liam sliep in zijn bedje, zijn ademhaling was eindelijk gelijkmatig, zijn kleine voorhoofd vochtig maar koel. Anna gunde zichzelf een enkele, rillende zucht van verlichting. Ze strompelde de keuken in, wanhopig op zoek naar koffie, haar hele lichaam deed pijn.
Haar schoonmoeder, Sharon, was er al, onberispelijk gekleed, en las The Wall Street Journal op het enorme granieten eiland van hun huis in Bellevue. Ze keek niet op.
« Hij huilde de hele nacht, » zei Sharon, haar stem was een koude, vlakke beschuldiging. « Je bent een onzorgvuldige moeder. Je hebt hem laten rillen. »
« Hij heeft een oorontsteking, Sharon, » mompelde Anna, met trillende handen terwijl ze probeerde koffie in het filter te scheppen. « Ik breng hem om twaalf uur naar de kinderarts. »
« Je zult een nieuwe afspraak moeten maken, » zei Sharon, terwijl ze een bladzijde omsloeg. « Mijn bridgeclub komt lunchen. De cateraar heeft op het laatste moment afgezegd. » Eindelijk keek ze Anna aan, haar ogen waren van geen enkel medeleven voorzien. « Je moet iets maken. Sandwiches, een quiche. Iets toonbaars. »
Anna staarde haar aan, het verzoek zo toonloos, zo losgekoppeld van de realiteit van de nacht die ze net had doorstaan. « Sharon, ik heb al twee dagen niet geslapen. Liam is ziek. Ik kan niet. » Ze schudde haar hoofd. « Ik ben een schoondochter, niet uw dienstbode. »
De woorden bleven in de lucht hangen, een schokkende, ongekende daad van verzet. Sharons ogen vernauwden zich. « Wat zei je tegen me? »
« Ik zei nee. »