« Ik betaal wel als ik ouder ben, ik zweer het, » mompelde het jonge meisje nauwelijks hoorbaar. Ze stond midden in het gangpad van een supermarkt met een baby op haar heup en een pak melk in haar andere hand.
Er heerste een stilte in de winkel.
Ze kon niet ouder dan negen jaar zijn geweest. Haar oversized, versleten shirt gleed van haar dunne schouders, haar kleine gezichtje zat onder het vuil. Maar wat iedereen tegenhield, was niet alleen haar leeftijd of de baby. Het waren haar ogen – fel, vastberaden en vol rauwe urgentie.
Ze smeekte niet. Ze onderhandelde.
De kassier, een brede man met een terugtrekkende haarlijn, wees naar haar. « Hé! Je kunt daar niet zomaar mee weglopen. Leg het neer, anders bel ik de politie! »
Het meisje vertrok haar gezicht, maar bewoog niet. Ze legde de baby in haar armen en keek omhoog – recht naar de lange man die net de winkel was binnengekomen. Een man in een marineblauw maatpak. Een man die iedereen herkende.
Grayson Steele. Miljardair. Oprichter van de keten waar ze deel van uitmaakten.

« Alstublieft, meneer, » zei het meisje met trillende stem maar een vaste blik. « Mijn broertje heeft sinds gisteren niet gegeten. Ik steel niet. Ik vraag u me te geloven. Ik betaal wel als ik groot ben. »
Grayson antwoordde niet meteen. Hij keek naar haar en toen naar de baby. Zijn wangen waren hol, zijn lippen gebarsten. De aanblik roerde iets diep in hem – iets waarvan hij dacht dat hij het lang geleden had weggestopt