Op de ijzige oevers van Lake Superior, waar de wind door de lagen wol sneed, woonde een oudere visser genaamd Harold Sinclair alleen in een verweerde hut net buiten het dorp Frostwood, Minnesota .
Het meer was grijs en eindeloos, en dat gold ook voor zijn dagen: hij repareerde netten, verzorgde zijn boot en keek uit over de horizon waar het water de lucht raakte.
Hij had sinds het verlies van zijn vrouw en jonge zoon jaren geleden met niemand meer gesproken. Eenzaamheid was het enige wat hem nog restte.
Alleen ter illustratie
Totdat op een koude ochtend in januari alles veranderde.
Harold sjokte door de sneeuw naar zijn oude boothuis, klaar voor weer een stille dag. Maar toen hij de krakende deur openduwde… verstijfde hij.
Tussen de touwen en emmers lagen twee kleine bundels, gewikkeld in grove dekens. Even dacht hij dat iemand zijn visgerei was vergeten – totdat het kleinere bundeltje bewoog.
Een zwak gejank sneed door de stilte. Binnen zaten twee baby’s – een meisje met rode wangen en een jongen met grote, angstige ogen, snakkend naar warmte.
Geen voetafdrukken. Geen briefje. Alleen de huilende wind.
Zonder aarzelen nam Harold ze in zijn armen en haastte zich terug naar zijn hut. Hij stak de kachel aan, warmde flessen melk op en hield ze dicht tegen zich aan tot ze niet meer trilden.
Voor iemand anders leek het misschien roekeloos, maar voor Harold voelde het als het lot.
De jongen noemde hij Liam en het meisje Elise.