Ik wist altijd al dat mijn schoonmoeder mij niet mocht. Maar ik had nooit kunnen vermoeden waartoe dat zou leiden.

Toen ik zwanger werd, sloeg ze helemaal door. Ze bemoeiden zich letterlijk overal mee — van de keuze van het babybedje tot het avondeten. Steeds schreeuwde ze dat ik haar zoon “onwaardig” was, dat ik een “boerentrut zonder afkomst of familie” was.
En toen tijdens de echo bleek dat we een meisje verwachtten, begon ze zo’n scène te schoppen dat de verpleegkundigen bijna de politie belden.
— Je kunt niet eens een zoon baren. Je bent een niets!, schreeuwde ze door de hele kamer.
Ik schaamde me kapot en was een doodsbang.
Toen de bevalling begon, hoopte ik dat alles zou veranderen. Maar dat was tevergeefs.
Ze bestormden de verloskamer binnen, ondanks het tegenhouden van de artsen. Terwijl de verpleegkundige mijn dochter binnenbracht, rukte mijn schoonmoeder haar uit haar handen en drukte haar tegen zich aan ook haar eigen soort was. Ik viel bijna flauw van angst.
Een week ging voorbij. Ik heb vaak te verwachten aan het nieuwe leven en voor de baby te zorgen terwijl mijn man aan het werk was.
‘s Avonds kwam mijn schoonmoeder de kamer binnen. In haar handen had ze een dikke envelop. Zonder een woord te zeggen, gaf ze die aan mijn man.

Hij heeft de zoom geopend. Zijn gezicht betrok, zijn handen begonnen te beven.
– Wat is dit? — vroeg ik, terwijl de angst me al bekroop.
Hij keek naar mij, ik was ook een vreemde voor hem.
— Pak je spullen, — zei hij met ijzige stem. — Jij en het soort moet mijn huis uit. Ik geef jullie een uur…