Als je boven de vijftig bent, zegt het je vast nog wel wat: watergruwel. Zo’n toetje dat bij oma bijna standaard op tafel kwam, vaak op zondag of na een flinke maaltijd. De naam klinkt misschien wat vreemd, maar wie het ooit proefde weet dat het juist een verrassend fris en zoet nagerecht is.
Wat is watergruwel precies?
Watergruwel is een oer-Hollandse klassieker die ook wel bekendstaat als krentjebrij. Het is een soort pap die wordt gemaakt van gort, rode limonadesiroop (vaak bessensap of een siroop van rode vruchten) en gedroogde vruchten zoals rozijnen of krenten.
Je krijgt een volle, fruitige pap met een licht zuurtje die je zowel koud als warm kunt eten. Ondanks de minder smakelijk klinkende naam heeft watergruwel niks met “gruwel” te maken – het woord komt waarschijnlijk van het Oudnederlandse gruul, dat pap of brij betekent.
Een gerecht uit eenvoudiger tijden
Vroeger was watergruwel een populair nagerecht, vooral buiten de stad. Het werd gemaakt met simpele, betaalbare ingrediënten die bijna iedereen wel in huis had. Gort – gepelde gerst – was in de negentiende en vroege twintigste eeuw heel gangbaar. Samen met zoet bessensap en rozijnen werd het een echte traktatie.