De regen sloeg tegen mijn gezicht toen ik dichterbij kwam. Ryans adem ging snel, zijn ogen flitsten heen en weer alsof hij iets verborg dat ik niet mocht zien.
“Wat bedoel je?” riep ik, mijn stem schor. “Wat is er aan de hand, Ryan? Waarom kom je hier ’s nachts?”
Hij draaide zich langzaam naar het huis. Een kille wind trok door de kapotte ramen.
“Dit huis,” fluisterde hij, “dit is waar ik geboren ben.”
Ik fronste. “Wat?”
Hij keek me aan met een blik vol schuld. “Ik heb je nooit verteld… mijn moeder woonde hier. Tot ze stierf. Ik ben hier al jaren niet meer geweest.”
Ik stapte dichterbij, mijn hart bonsde. “En wat heeft dit te maken met onze dochter?”
Zijn lippen trilden. Hij wilde het niet zeggen, dat voelde ik.
Toen haalde hij diep adem. “Omdat ze hetzelfde gezicht heeft als de baby die hier gestorven is.”
Ik voelde het bloed uit mijn gezicht wegtrekken. “Wat bedoel je?
Hij keek naar de grond. “Mijn moeder was kraamverzorgster. Toen ik klein was, was er een vrouw die beviel in dit huis. De baby stierf kort daarna… mijn moeder was erbij. Ze zei altijd dat het haar schuld was. En sindsdien…”
Hij keek me met doffe ogen aan. “Ik droom van dat kind. Steeds opnieuw. En toen ik Lily zag… ze heeft haar ogen.”
Ik stapte achteruit. “Ryan, dat is absurd. Je ziet dingen die er niet zijn.”
Hij pakte mijn arm. “Je begrijpt het niet. Sinds de geboorte hoor ik haar huilen ’s nachts, maar niet uit Lily’s kamer. Uit hier.”
Zijn blik was wanhopig, gebroken. “Ik dacht dat ik gek werd. Dus kom ik hierheen. Elke nacht. Om zeker te zijn dat ze niet… dat zij niet boos is.”
Mijn keel voelde droog. “Ryan, dat is rouw, stress, slaapgebrek—”
“NEE!” riep hij plotseling. “Je hebt het niet gehoord! Haar stem! Ze fluistert mijn naam!”
Ik voelde kippenvel over mijn armen kruipen.
Binnen het huis flikkerde plots een licht. Een zwak, geelachtig schijnsel.
Ryan schrok en stapte naar voren. “Zie je het?! Ze is daar!”
Ik greep zijn hand. “Stop! Ryan, dit is gevaarlijk—”
Maar hij rukte zich los en rende naar binnen…
Ik volgde hem, het hart bonzend in mijn keel. Het huis rook naar schimmel en oud hout. In de woonkamer stond een wieg – oud, stoffig, maar met een kussen dat er vers uitzag.
Mijn adem stokte. “Ryan… wie heeft dit hier neergezet?”