Toen mijn grootmoeder overleed, gaf het voorlezen van haar testament me het gevoel dat ik de clou van de familie was. Mijn broers en zussen liepen weg met sieraden, akten en erfstukken die tot in de perfectie waren gepolijst. Ik liep weg met… een plant.
Zelfs niet een bijzonder opvallende. De bladeren waren vervaagd door de zon, de stengels spichtig. Mijn broer noemde het ‘ingemaakte medelijden’. Mijn zus vroeg of ik hulp nodig had om het in leven te houden. Iedereen grinnikte, en ik lachte ook mee, hoewel ik me van binnen klein voelde. Van alle kleinkinderen leek ik er het minst toe te doen.
Maar die nederige plant had een geheim – een geheim dat mijn leven zou veranderen, de herinnering van mijn familie aan haar en zelfs de manier waarop ik liefde begreep.
Een cadeau dat er niet veel uitzag
De plant ging met me mee naar huis en ging rustig op de vensterbank van mijn appartement zitten. Het leven ging verder. Ik heb het water gegeven. Soms vergat ik het. Ik had er een beetje een hekel aan, eerlijk gezegd. Mijn broers en zussen flitsten met hun nieuwe schatten terwijl ik de bladeren van iets koppigs en gewoons afstofte.