De examenruimte was stil, behalve het zwakke gezoem van tl-verlichting. Emma Harris, achtendertig weken zwanger, zat op de tafel met kussens en wiegde haar buik met één hand. Ze was moe, gretig en hoopvol – deze controle had haar laatste moeten zijn voordat ze eindelijk haar dochtertje zou ontmoeten.
Haar arts, Alan Cooper, was de hele zwangerschap bij haar geweest. Normaal gesproken was zijn stem stabiel, geruststellend, wijzend op de hartslag van de baby, de kleine vingertjes, het kleine profiel dat zich week na week vormde. Maar deze keer was er iets anders. Zijn hand trilde terwijl hij de ultrasone sonde vasthield.
« Is alles in orde? » Vroeg Emma, haar stem voorzichtig.
De dokter zweeg even, slikte en zei toen iets dat haar wereld om zijn as deed kantelen:
« Je moet hier vandaag weggaan – en je moet afstand houden van je man. »