Het wonder en het geheim: Anna’s ontwaking
Ziekenhuizen zijn niet gebouwd voor wonderen. Ze zijn gebouwd voor wetenschap, voor statistieken, voor koude oordelen over leven en dood. En maandenlang was er in de steriele, witte kamer op de vijfde verdieping van St. Catherine’s niets dan stilte gehuld.
Anna Harper, achttien jaar oud, lag in coma sinds het auto-ongeluk waarbij haar tweelingzus Emily om het leven was gekomen. Machines beademden haar. Sondes voedden haar. De artsen vertelden Peter en Olivia, haar ouders, dat ze zich moesten voorbereiden op het onvermijdelijke.
Maar die nacht dat ze eindelijk afscheid namen, gebeurde het onmogelijke.
Olivia streek zachtjes het haar van haar dochter naar achteren en fluisterde: « We houden van je, Anna. Altijd. »
Peter, die aan de andere kant van het bed stond, klemde haar slappe hand vast. « Het spijt me, » zei hij met gebroken stem. « Ik had erbij moeten zijn. Ik had jullie beiden moeten beschermen. »
De monitoren gloeiden onafgebroken – vlak, meedogenloos. De beslissing was genomen. Tegen de ochtend zouden de machines worden uitgeschakeld.
« Ik wou dat Thunder hier kon zijn, » mompelde Peter.
Olivia fronste. « Ze zouden het nooit toestaan. Honden zijn niet toegestaan op de intensive care. »
Maar voordat ze kon afmaken, verstijfde Peter. « Luister. »
Vanuit de gang klonk de onmiskenbare echo van geblaf. Luid. Aandringend. Vertrouwd.
Even later stormde een vlaag goudkleurige vacht door de deur. Thunder – Anna’s toegewijde labrador – stormde langs de verbijsterde verpleegsters, sprong op het bed en begon de bleke hand van haar dochter te likken.
Secondenlang gebeurde er niets. Toen – piep.
De monitor flikkerde. Een keer. Twee keer. Toen een gestaag ritme, snel en wild. Verpleegkundigen schreeuwden. Een arts stormde naar binnen. Olivia snakte naar adem en klemde zich vast aan haar man.
Anna’s vingers trilden. Haar lippen gingen open. Een schorre stem fluisterde: « Donder… »
Haar ogen gingen open.
Het meisje dat maandenlang weg was geweest, was terug.