Alvleesklierkanker ontstaat door een ongecontroleerde groei van cellen in de alvleesklier die mutaties hebben ondergaan. Dit leidt tot ophoping van weefsel. Sommige gezwellen kunnen goedaardig zijn, maar kwaadaardige tumoren kunnen zich in de alvleesklier ontwikkelen. Deze kwaadaardige tumoren groeien in de alvleesklier van mensen met alvleesklierkanker.
In de meeste gevallen wordt alvleesklierkanker pas ontdekt wanneer het zich al in een vergevorderd en vaak fataal stadium bevindt. Geelzucht en gewichtsverlies zijn twee duidelijke symptomen van alvleesklierkanker. Belangrijke risicofactoren zijn diabetes en blootstelling aan bepaalde gifstoffen. De locatie, grootte en eventuele uitzaaiingen van de tumor bepalen de behandelingsstrategie.
Wat zijn de verschillende soorten alvleesklierkanker?
Tumoren in de alvleesklier kunnen in twee hoofdtypen worden verdeeld: exocriene en endocriene tumoren. Samen worden ze aangeduid als alvleeskliercarcinoom. Deze typen verschillen van aard en vereisen verschillende behandelmethoden en hebben een andere prognose. Een juiste diagnose is essentieel, omdat dit de kans op succes van de behandeling beïnvloedt.
Neuro-endocriene tumoren
Exocriene neoplasma’s komen veel vaker voor dan neuro-endocriene tumoren, die slechts ongeveer 1–5% van alle gevallen van alvleesklierkanker uitmaken. Het onderscheid tussen deze typen is belangrijk, omdat symptomen, prognose en behandeling sterk verschillen.
Adenocarcinoom van de alvleesklier
Adenocarcinoom is het meest voorkomende type alvleesklierkanker en is verantwoordelijk voor ongeveer 75% van alle gevallen. Wanneer mensen het hebben over alvleesklierkanker, bedoelen ze meestal deze vorm, die ontstaat uit de exocriene klieren van de alvleesklier.
Cysteuze tumoren, waaronder IPMN
Cysteuze tumoren zijn een subtype van exocriene tumoren die worden gekenmerkt door met vloeistof gevulde holtes. De meeste van deze tumoren zijn goedaardig, maar een klein percentage kan kwaadaardig worden. Een voorbeeld hiervan is intraductaal papillair mucineus neoplasma (IPMN), dat nauwlettend moet worden gevolgd vanwege het risico op kwaadaardige ontaarding.