Toen mijn vriendin aanklopte, deed ik de deur open voor een vrouw wier armen al wisten waar ze heen gingen. Achter haar stond in de gang een keurige rij deurmatten, die elk een ander gevoel voor humor vertoonden. We aten soep en vertelden elkaar verhalen die de wereld echter en helderder maken. Aan het eind van de avond stond ik een tijdje alleen bij het raam en liet de stilte op me inwerken. Een auto reed over. De zeemeermin bevond zich in de verte en verdween toen. De oceaan stopte niet. Ik heb nergens op gewacht. Mijn leven is gekomen.
Mensen vragen me nu soms – in de kliniek, op het werk, tijdens het avondeten – wat zou ik zeggen tegen iemand die me aanstaart met de zin ‘Dit is het huis van Adam’. Ik zou zeggen: lees het volgende vers. Lees de passage na de passage waarnaar ze verwijzen. Lees totdat je een passage vindt die je integreert. Teken dan of niet. Maar als je tekent, teken dan met je ogen open en je eigen pen. Bewaar een kopie. Houd je aan het advies. Red jezelf.
En als de dag komt dat je je realiseert dat het huis waarin je woont een verhaal is waarin je niet de hoofdpersoon kunt zijn, open dan een nieuwe deur. De wereld zal er in het begin anders uitzien. Daarna ziet het eruit als de jouwe.
Dit is mijn conclusie. Geen vuurwerk op de trappen van het gerechtsgebouw. Niet de kop. Gewoon een vrouw in San Diego, in een klein, mooi huis dat luistert naar haar naam, soep roert, het kasteel bekijkt waarvoor ze heeft betaald, de vlag ziet wapperen in de wind over de oceaan, dankbaar voor een systeem dat – op een goede, heldere dag – papier in staat stelt zijn beloften na te komen en mensen hun leven terug te krijgen.