‘Ik kan het niet,’ dacht ik, ‘het gaat mijn kracht te boven.’
En net toen het leek alsof de wereld kromp tot een punt van universele pijn, klonk er een geluid. Zwak, puur, aanhoudend. Een schreeuw. Mijn schreeuw versmolt ermee, en de pijn verdween, samen met de laatste restjes angst.
‘O, jij luidruchtige! De vrouw van de commandant wordt groot! Goed gedaan, Katyusha, het is voorbij. Bel je man, laat hem zijn prinses bewonderen. Je hebt ons een schoonheid gebracht. Heb je al een naam bedacht?’
Ik keek naar haar kleine, gerimpelde gezichtje, naar haar blauwe, nog steeds levenloze ogen, en voelde een golf van zo’n allesomvattende, eindeloze tederheid dat de woorden vanzelf kwamen.
‘Emilia,’ ademde ik uit. ‘Haar naam is Emilia.’
En op dat moment besefte ik dat het recept voor mijn geluk, het recept waar ik zo lang naar had gezocht in de keuken tussen de potten en kruiden, simpel was. Het vereiste geen zeldzame ingrediënten, alleen een snufje moed om in jezelf te geloven, een eetlepel vertrouwen in degenen die het licht in je zien, en een grenzeloze hoeveelheid liefde, die je, zo blijkt, niet alleen kunt geven maar ook kunt ontvangen. Mijn leven hield op iemands anders borsjt te zijn, gekookt volgens iemands anders goedgekeurd recept. Het werd een kenmerkend dessert, waarin ik zelf bepaalde hoeveel zoetheid, licht en lucht het bevatte. En het belangrijkste ingrediënt daarin was en is ikzelf – Katya, die heeft geleerd geen kruiden te zijn voor iemands leven, maar de volwaardige, oneindig geliefde gastheer ervan.