Hoofdstuk 1 — De kamer waar de tijd stil werd
De palliatieve zorgkamer ademde zachte piepjes en zwak lamplicht. Meneer Alden Pierce , tweeëntachtig, lag tegen kussens geleund, zijn gezicht uitgemergeld door maandenlange behandeling en jarenlange liefde. De oncoloog was eerlijk geweest: de uitzaaiingen waren te ver gevorderd, alle opties waren uitgeput. Wat Alden bang maakte, was niet het vertrek. Het was het loslaten – van één kleine, grijze, gemuilkorfde reden om te blijven.
Elke middag draaide hij zijn hoofd naar het raam en keek naar een stukje lucht. » Ritchie… » fluisterde hij, nauwelijks ademhalend. » Waar ben je, oude vriend? «
Hoofdstuk 2 — Een laatste verzoek
Toen verpleegster Elena kwam om de lijn te veranderen, sloot zijn hand – licht als papier, maar zeker – zich om de hare. » Alsjeblieft. Laat me Ritchie zien. Hij wacht thuis op me. Ik kan niet weggaan zonder afscheid te nemen. «
Het ziekenhuis stond geen dieren toe op de afdeling – steriele vloeren, strikt beleid – maar de smeekbede hing tussen hen in als een gebed waar je geen nee tegen zegt. Elena vroeg het aan de hoofdverpleegkundige. De hoofdverpleegkundige vroeg het aan de zaalarts. De zaalarts zuchtte, wreef over zijn voorhoofd en knikte uiteindelijk.
» Als het zijn laatste wens is… neem dan de hond mee. Wij zorgen ervoor dat het veilig is. «
Hoofdstuk 3 — De reünie
Twee uur later ontstond er een kleine commotie bij de ingang: klauwen op tegels, een riem vastgemaakt aan een vervaagde halsband, een aarzelend geblaf . Ritchie – een en al ribben en toewijding, een door de jaren gezouten vacht – draafde door de gang naast een vrijwilliger.
Elena deed de deur open. De hond aarzelde geen moment. Hij sprong in de holte van de deken, maakte twee rondjes en nestelde zich op Aldens borst, met zijn hoofd tegen zijn schouder gedrukt, zoals hij elke avond op de oude bank in de woonkamer had gedaan.
Aldens adem stokte in een lach die klonk als zonlicht. » Vergeef me, jongen… dat ik er niet was… Dank je wel voor elke dag. » Ritchie antwoordde met een zacht, trillend gerommel dat alles zei wat woorden nooit konden: ik ben nooit weggeweest.
Hoofdstuk 4 — De lange, zachte middag
De tijd verstreek. Verpleegkundigen dimden de lichten. Op een bordje op de deur stond ‘ Stil bezoek bezig’ . Elena zette de monitoren op stil en drapeerde een licht laken over Ritchie’s rug om hem warm te houden. Bezoekers liepen fluisterend voorbij. De borst van de hond ging op en neer in het perfecte ritme van de man; twee oude metronomen die voor de laatste keer hetzelfde ritme vonden.
Alden sprak met penseelstreken – herinneringen gekerfd tot zinnen: de regenachtige dag dat hij een doodsbange puppy onder een viaduct had gevonden; de eerste kerst na de dood van zijn vrouw, toen Ritchie met zijn neus in Aldens pantoffel sliep; hun wandelingen, hun koppigheid, hun gewone wonderen. » Je hebt me vaker gered dan ik kan tellen, » mompelde hij. » Je hebt me geleerd hoe ik moet blijven. «
De avond verzachtte de gordijnen. Elena gluurde naar binnen, zag ze wang aan wang slapen en besloot de betovering niet te verbreken.