Telkens als een leerling het moeilijk heeft, vertel ik mijn verhaal. Ik vertel over de moeder die in het afval zocht zodat haar zoon boeken kon lezen. Over hoe liefde naar zweet kan ruiken en opoffering eruit kan zien als vuile handen.
En elk jaar, als de afstudeerperiode aanbreekt, bezoek ik de vuilstortplaats waar mijn moeder vroeger werkte. Ik sta daar stil, luisterend naar het geluid van rinkelende flessen en rollende karren – een geluid dat voor mij altijd hoop heeft betekend .
DE ZIN DIE ALLES VERANDERDE
Mensen vragen me nog steeds wat ik die dag zei – die ene zin die iedereen aan het huilen maakte.
Het was simpel. Het was niet poëtisch. Het was de waarheid.
“Je kunt lachen om wat we doen, maar je zult nooit begrijpen wat we hebben doorstaan.”
Mijn moeder, de vrouw die vroeger de vuilnisvrouw werd genoemd , leerde me dat waardigheid niet voortkomt uit het soort werk dat je doet, maar uit de liefde die je erin stopt.
Ze werkte misschien tussen het afval, maar ze haalde goud tevoorschijn.
En elke keer dat ik mijn klaslokaal binnenloop, draag ik haar les in mijn hart mee: dat je afkomst niet bepaalt wie je bent. Wat je in je draagt, doet dat wel.