Terwijl ik door een oude doos rommelde, verstopt achter in een kast, stuitte ik op een paar ongewone dingen. Dun, fel, licht glimmend… Op het eerste gezicht dacht ik dat het aparte cocktailroerstaafjes of overgebleven kerstlampjes waren. Het soort losse spulletjes dat je « voor de zekerheid » bewaart, maar nooit echt gebruikt. Maar zodra ik ze vastpakte, viel me iets op: ze waren van glas, fragiel, bijna poëtisch. Oranje, geel, groen… elk had een klein, discreet haakje. Maar waar waren ze in vredesnaam voor bedoeld?
Een familieherinnering kwam weer boven
Verward vertelde ik het aan iemand in mijn familie: de broer van mijn grootvader. Zijn antwoord verraste me, maar meer dan wat dan ook… ontroerde me. Hij lachte hartelijk en legde uit, alsof hij een verborgen juweel onthulde: « Het zijn miniatuurvaasjes voor in de zakken van een pak. Voor knoopsgaten. » Kleine vaasjes? Voor jasjes? Ik kon nauwelijks geloven dat zoiets bestond.
En plotseling werd het duidelijk: deze slanke glazen buisjes passen perfect in een borstzakje, met een druppeltje water om een bloem de hele avond in leven te houden. Zo’n discrete zwier, maar toch een teken van opmerkelijke verfijning!
Toen bloemen luider spraken dan woorden
In die tijd waren deze accessoires niet zomaar versieringen. Ze droegen betekenissen, subtiele signalen. Mannen plukten bloemen zoals men uitdrukkingen kiest: een witte anjer voor een bruiloft, een karmozijnrode roos voor een date, een exotische orchidee voor een avondje theater. Elke keuze had betekenis. Een bloem in het knoopsgat was als een gecodeerde boodschap, een subtiele bekentenis, een teken van tederheid.