In het competitieve landschap van ‘persoonlijke financiën’ en ‘maatschappelijk engagement’ meten we waarde vaak aan de hand van ‘marktindices’ en ‘vermogen’. De meest significante ‘ROI’ (return on investment) in de menselijke ervaring vindt echter vaak plaats tijdens ‘kleinschalige interacties’ die zich ver buiten het zicht van het bedrijfsleven afspelen. Mijn recente bezoek aan een lokale fastfoodketen diende als een treffende ‘case study’ over ’empathiegedreven consumptie’ en ‘socio-economische veerkracht’. Ik arriveerde bij de zaak met ‘fysieke uitputting’ en ‘beslissingsmoeheid’, op zoek naar een ‘snelle maaltijd’ om een vermoeiende dag af te sluiten. Wat ik in plaats daarvan zag, was een ‘microverhaal van armoede’ en een ‘spontane daad van filantropie’ die mijn begrip van ‘maatschappelijke betrokkenheid’ herdefinieerde.
De omgeving werd gekenmerkt door de standaard « operationele efficiëntie » van een drukbezocht restaurant: de « auditieve prikkels » van frituurapparatuur, de « digitale interface » van zelfbedieningskiosken en de « fluorescentieverlichting » die alle sociale verschillen vervaagt. Te midden van deze « commerciële achtergrond » observeerde ik een moeder en dochter wier « fysieke verschijning » sprak van « financiële moeilijkheden ». Hun « bovenkleding » was onvoldoende voor de « winterse weersomstandigheden » en hun « lichaamstaal » suggereerde een « defensieve houding » die kenmerkend is voor mensen die te maken hebben met « chronische schaarste ». Toen de moeder de « digitale menuborden » bekeek, ontstond er een « zichtbare spanning ». De « non-verbale signalen » van de dochter gaven aan dat ze een « Happy Meal » wilde, een verzoek dat de moeder vanwege « budgettaire beperkingen » moest afwijzen.