‘Ik was in de stad,’ zei hij, terwijl hij een klein fluwelen doosje op mijn bureau zette.
« Ik dacht dat ik het zelf zou bezorgen. »
Geopend. Binnenin bevond zich het Kruis voor Uitmuntende Dienst. Ik was sprakeloos.
« Heer, ik… Ik verdien het niet. »
De generaal lachte van het lachen.
« Dat is wat elke echte held zegt. Maar jij wel, Michael. Niet voor de strijd die je daar hebt gestreden. Voor degene die je hier hebt gevochten. Voor haar dochter. Voor zijn eerlijkheid. En voor elke veteraan die je sindsdien hebt verdedigd. »
Hij stak zijn hand uit.
« Dank je, soldaat. »
Toen ik die avond thuiskwam, lag Lily op de bank te slapen. Lokaal nieuws vloog stilletjes op tv.
De kop luidde: « Rechter Hardgrove verontschuldigt zich publiekelijk en belooft een ingrijpende hervorming van het gerechtelijk beleid inzake militair personeel. »
Ik zette de tv uit en glimlachte een beetje. Gerechtigheid.
Ik bekeek de medailles, nu in een nieuwe vitrine aan de muur. Ze waren voor niemand meer het bewijs. Ze waren slechts een belofte. Een belofte dat je, hoe donker het ook is, blijft vechten.