
— Ik heb het niet gezien. Ik stond achter de deur… Eerst een harde knal. Toen de stemmen kwamen: « Ga weg. Of je zult sterven. »
Ze pauzeerde en vroeg toen:
— Meneer, wat betekent “sterven”?
De agent kreeg het koud.
— Waar woon je? — vroeg hij, terwijl hij probeerde kalm te blijven.
Het meisje steekt haar arm uit en wees naar het huis aan het einde van de straat. Een gewoon huis met een voortuin. Rustig, netjes, de gordijnen dicht.
De sergeant ging naar binnen. De deur stond op een deur.
Hij zette maar een paar stappen — en verstijfde.
Op de vloer in de woonkamer lag een vrouw. Haar gezicht bleek, geen adem, geen pols. Alles was duidelijk, zonder woorden.

Later werd ontdekt: de vader van het meisje had in een woede-uitbarsting zijn vrouw vermoord. Toen hij het geschreeuw hoorde, rende het meisje naar de slaapkamerdeur — maar ze ging niet naar binnen. Toen fluisterde een stem — die van haar vader — door de paniek en de angst heen:
— Ga. Ren nu.
Hij probeerde haar te sparen voor wat hij had gedaan. Maar hij wist niet dat ze het toch zou voelen.
Ze vertrok. Alleen. In haar witte jurk. De straat op — naar vreemden, zodat iemand haar zou horen.
En ze overleefden. Van haar eigen vader, die haar grootste beschermer had moeten zijn.