Hij snoof:
— Ha! Wie wil jou nou zo hebben? Niemand zal van je houden.
— We zullen zien, — antwoordde ik rustig. — Morgen pak je je spullen en vertrek je. Uit mijn appartement. Ik ben immers dik, ik pas er niet meer in. Oh ja, de auto, die op mijn naam staat, laat je in de garage. En wees gerust: mijn broer zal alles te weten komen. Je weet hoe “dol” hij op je is.
— Je gaat dit niet doen…
— Je zult het zien.
Ik stond op, pakte mijn tasje en liep naar de deur. Achter mij klonk de stem van zijn vriend, zacht maar duidelijk:
— Dat verdien je, klootzak.
Ik verliet het huis en voelde me voor het eerst in lange tijd vrij.