Ik wist niet wat dat betekende. Maar één ding wist ik wel: mijn moeder had het verstopt. En ze wilde dat iemand het zou vinden.
Die avond belde ik mijn vader. Toen ik hem vertelde wat ik had gevonden, viel er een lange stilte aan de andere kant van de lijn.
Toen zei hij zachtjes: « Je had het niet moeten opgraven, Claire. Laat het begraven. »
Maar dat kon ik niet. Want als mijn moeder de sleutel had achtergelaten, moest er een deur zijn – en achter die deur misschien wel de waarheid waar we allemaal voor op de vlucht waren…
De volgende ochtend reed ik naar de Stonebridge Apartments, een vervallen appartementencomplex aan de rand van het centrum van Milwaukee. Appartement 14B bevond zich op de tweede verdieping, de verf bladderde af en de brievenbus was roestig. Het zag eruit alsof er al jaren niemand meer had gewoond.
De sleutel paste.
De deur kraakte open en er gutste muffe lucht uit – de geur van stof, oud papier en iets licht metaalachtigs. De gordijnen waren dichtgetrokken en de meubels bedekt met lakens. Het was alsof de tijd had stilgestaan op de dag dat mijn moeder verdween.
Een keramische mok met een spookachtige koffievlek stond op het aanrecht. Ik deed het licht aan – het lampje flikkerde maar ging niet uit.
Toen zag ik het: een mannenjasje dat aan een stoel hing.
Ik liep langzaam door het appartement. In de slaapkamer, op de commode, stond een doos met het opschrift « Elaine – Persoonlijk ». Er zaten brieven, foto’s en een dagboek in versleten leer in. De eerste aantekening was van drie maanden voor hun bruiloft.
« Ik ben bang. Ik dacht dat Robert verlaten het ergste zou zijn. Maar er is iets groters, iets wat hij verbergt. Ik kan niet trouwen totdat ik de waarheid weet. »
Robert. Mijn vader