Mijn vader liet zich achterover op de bank vallen alsof zijn touwtjes waren doorgesneden, zijn gezicht askleurig. Eindelijk, echt, begreep hij het. Hij had zojuist zijn enige reddingsboei, zijn hele nalatenschap, weggegooid, uit pure, blinde, zielige arrogantie.
Ik pakte de doos met mijn laatste persoonlijke bezittingen en liep naar de deur. Ik bleef even staan, mijn hand op de klink, en draaide me om om ze nog een laatste keer te bekijken, drie verbrijzelde overblijfselen van een gevallen dynastie.
« Je zei dat mijn carrière bagger was? » vroeg ik, terwijl de vraag in de lucht bleef hangen. « Je noemde me een mier? »
Nu ga ik die ‘rommel’ gebruiken, samen met vijfenzeventig miljoen dollar van meneer Sterling, om een imperium op te bouwen waar jouw falende, slecht geleide bedrijf in zijn beste dagen nooit aan kon tippen. Jij hebt de autosleutels gehouden, pap. Maar ik heb de toekomst genomen.
De les: Ware macht is niet de persoon met de autosleutels of degene die gefotografeerd wordt voor tijdschriften. Macht is de persoon met voldoende geloofwaardigheid, voldoende talent en voldoende integriteit om de stroom van een fortuin te herleiden. En ze waren het kwijtgeraakt, alles, in dat ene, gewelddadige, onomkeerbare moment dat ze me tegen de muur duwden.