Toen Valerie was uitgeschreeuwd, liep ze zelfverzekerd weg, haar designertas over haar schouder. Charles volgde haar zwijgend.
Ik koos een andere weg.
Niet de hoofdingang. De zijgang. Die alleen door magistraten wordt gebruikt. Die leidt naar de privékantoren, de vergaderruimtes, de kleedkamers waar de zwarte toga’s nog steeds hangen.
Patricia, de griffier, zag me en glimlachte. « Bent u klaar voor de hoorzitting? » vroeg ze me.
‘Meer dan klaar,’ antwoordde ik.
In de paskamer trok ik de beige trui uit die Valerie smakeloos vond. En de platte schoenen die ze onwaardig vond.
Ik trok de zwarte jurk aan. Die met mijn naam erin geborduurd:
Agnes Parker — Rechter — Kamer 3
Ik keek in de spiegel. Grijs haar. Rimpels. Handen die licht trilden – niet van angst, maar van verwachting.
Ik liep door de gang vol portretten. Mijn portret hing er ook tussen. Het derde van links.
Ze hadden hem nog nooit gezien.
Ik betrad de rechtszaal via de deur die voor de rechter was bestemd.
Valerie zat op de eerste rij, vol zelfvertrouwen en geconcentreerd op haar dossiers. Charles zat achter haar.
Ik nam plaats aan de bar.
De stilte verspreidde zich langzaam.
De klerk stond op.
« Gaat u alstublieft staan. Rechter Agnes Parker zal deze zitting voorzitten. »
Valerie keek op.
Zijn gezicht veranderde van verward naar ongeloof, en vervolgens naar pure paniek.
De papieren vielen uit zijn handen.
Charles sprong op.
Ik glimlachte niet.
Ik sloeg met de hamer.
« De sessie is geopend. »
Deze vrouw, die me eerst een vieze oude vrouw had genoemd, noemde me nu « Edele Heer/Mevrouw ».
Ze stotterde en maakte de ene fout na de andere. Ze was slecht voorbereid. Ze haalde bedragen, clausules en data door elkaar.
Ik heb het gecorrigeerd. Rustig. Professioneel. Zoals ik al dertig jaar deed.
Het was geen wraak.
Dat was de wet.
En ze verloor haar zaak.