Maar toen, met een bijna aarzelende traagheid, schoof Titan weer een stukje naar voren. Zijn neus raakte haar vingertoppen, warm en vochtig. Emily hield haar adem in. Ze draaide haar handpalm uitnodigend omhoog en wachtte. Titan drukte de zijkant van zijn snuit tegen haar hand en slaakte een zucht zo zacht dat het bijna een kreun was. Zijn ogen fladderden dicht en de laatste restjes spanning verdwenen uit zijn enorme lichaam.
Een vrijwilligster sloeg haar hand voor haar mond om niet hardop te snikken. De asielmanager veegde haar ogen af en schudde ongelovig haar hoofd. Emily streek zachtjes met haar hand over Titans wang en voelde de ruwe vacht en de dunne littekens eronder. ‘Je bent geen slechte hond,’ fluisterde ze. ‘Je bent gewoon verdrietig.’ Toen Titan eindelijk zijn ogen opende, waren het niet langer de ogen van een monster.
Ze waren moe en vol van iets wat op hoop leek. Met haar vrije hand streek Emily over haar schoot. ‘Kom hier,’ mompelde ze. En voor het eerst sinds hij in de opvang was aangekomen, kroop Titan naar voren totdat zijn grote kop in haar armholte rustte.
De hele opvang leek tegelijkertijd opgelucht adem te halen. Vrijwilligers wisselden blikken, de tranen stroomden over hun wangen. Sommigen keken weg, niet in staat om toe te kijken zonder zelf te breken. Emily’s moeder knielde naast haar, een trillende hand tegen haar hart gedrukt. Ze had haar dochter sinds het ongeluk nog nooit zo zien glimlachen. Het was een kleine glimlach, maar wel oprecht. Een fragiele lichtstraal door alle duisternis die ze met zich meedroegen.