« Je kunt het de hele dag vragen, » zei Solomon met gedempte stem. « Ik blijf hier. »
De bewakers drongen aan. « Misschien vind je het prettiger achterin, » probeerde Malley, maar de woorden gingen niet over comfort – ze gingen over iets ouder, stiller en verraderlijker.
Salomo’s stilzwijgen was zijn antwoord. Maar de patstelling zou veranderen.
Vanuit de andere kant van de gymzaal kwamen zes mannen binnen. Ze droegen geen uniform, maar hun houding en aanwezigheid spraken boekdelen. Ze bewogen zich afzonderlijk en namen posities in de zaal in, maar voor iedereen die goed keek, was het duidelijk: ze waren samen. Ze keken, wachtten en stonden klaar.
Salomo keerde zich niet om. Dat was ook niet nodig. Hij kende deze mannen – broeders gesmeed in de smeltkroes van de oorlog, mannen die hun leven aan hem te danken hadden, en omgekeerd. Navy SEALs, stuk voor stuk. Mannen die hem kameraden onder geweervuur uit brandende voertuigen hadden zien trekken in Kandahar. Mannen die nooit een schuld vergaten.
De bewakers merkten het aanvankelijk niet. Maar toen de SEALs één voor één opstonden, veranderde de sfeer in de gymzaal. De menigte voelde het – een druk, een aanwezigheid. Garvin en Malley keken om zich heen en beseften plotseling dat ze in de minderheid en overklast waren.
« Is er een reden waarom deze man lastiggevallen wordt? » vroeg een kalme stem vanuit het gangpad. Creed Marston, de SEAL die Solomon jaren geleden uit een wrak had gesleept, stapte naar voren. « Je raakt die man niet aan. Je zegt hem niet dat hij moet opzijgaan. Je vraagt het hem niet nog een keer. »
De bewakers aarzelden. Garvins hand viel van zijn riem. De directeur, gealarmeerd door de mompelende menigte, haastte zich naar de bewakers en zei zachtjes dat ze moesten stoppen. Ze trokken zich terug, met rode gezichten, terwijl de hele gymzaal toekeek.
De ceremonie werd hervat, maar de stemming was omgeslagen. Tyran, die in de rij stond om zijn diploma in ontvangst te nemen, had alles gezien. Trots en vuur vochten in zijn borst, maar hij behield zijn kalmte. Toen zijn naam werd genoemd, klonk er een daverend applaus – niet chaotisch, maar weloverwogen, een saluut.