« Het is twaalf jaar geleden dat mijn liefde voor jou stierf, Marc.
Ik ben gebleven zodat onze kinderen zich niet voor je hoefden te schamen.
Als je ons verlaat, zal ik ze vertellen dat je een eerbaar man was…
zodat ze van je kunnen blijven houden, ook al wist je nooit echt hoe je moest liefhebben. »
Marc zocht wanhopig naar haar hand, maar die bleef roerloos. Haar ogen werden groot, een enkele traan gleed over haar wang. En in die aangrijpende stilte begreep hij eindelijk de ware straf: lang genoeg overleven om de immense kracht te kunnen meten van degene die hij had verraden.
De wedergeboorte van een vrije vrouw
Elise schoof voorzichtig haar kussen recht en zei kalm:
« Rust nu maar uit. Het is allemaal voorbij. »
De volgende dag, toen Marcs lichaam werd weggevoerd, keek ze toe hoe de opkomende zon Parijs verlichtte. Op haar gezicht was noch vreugde noch verdriet te zien, alleen een diepe vrede.
Ze haalde een notitieboekje tevoorschijn, met op de eerste pagina het volgende geschreven:
« Vergeven betekent niet per se dat je opnieuw moet gaan liefhebben.
Soms is het gewoon de kunst om de bladzijde om te slaan zonder wrok, zonder achterom te kijken. »
Toen legde ze haar pen weg en ging naar buiten, haar tred lichtvoetig, haar haar gest streeld door de ochtendbries — eindelijk vrij, na twaalf lange jaren van stilte.