Alles zag er anders uit in huis. De muren waren hetzelfde, maar de stilte was niet langer drukkend. Thomas haalde al Alice’ spullen weg. Hij begon opnieuw. Nieuwe gordijnen. Nieuwe kleuren. Leo hielp hem met tekenen en ze hingen samen aan de muren.
Elke ochtend maakten ze een kopje thee. Elke avond lazen ze een nieuw verhaal. Leo leerde weer spelen. Hij begon meer te praten. Hij wilde naar school. Thomas vond een leraar voor hem die hen een keer per week bezocht.
Twee maanden gingen voorbij. Verder onderzoek toonde opnieuw verbetering. De diagnose was niet verdwenen – de ziekte was er nog steeds. Maar er was ook hoop.
Thomas schreef een lange brief aan Maria:
Lieve Maria,
Leo lacht. Hij rent door de kamer. De dokters begrijpen niet wat er gebeurt, maar ik wel. Het zijn niet alleen kruiden. Het is warmte, vertrouwen en liefde. Dankjewel. Dankjewel dat je ons hebt opgenomen toen niemand anders erin geloofde.
Het antwoord kwam een paar dagen later:
Beste Thomas,
niet elk wonder is magie. Soms is een wonder een vader die nooit weggaat. Een moeder geeft niet altijd leven – soms gaf jij het. Zorg goed voor jezelf. Zorg goed voor hem. Kom terug als het lot je weer naar mijn deur brengt.
In de maanden die volgden, begon het leven weer op iets normaals te lijken. Leo ging weer naar school. Thomas werkte thuis, bakte brood en plantte potplanten. Elke dag was een overwinning. Niet altijd makkelijk, maar wel hun eigen.
Soms zat Thomas ‘s avonds op het balkon met een kop kruidenthee naar de lucht te staren. Hij dacht aan het verleden, aan de pijn, aan Alice’ ontsnapping. Maar er was geen woede meer in hem. Er was dankbaarheid. Want uit de as van iets gebrokens was iets sterkers geboren.
Op een dag vroeg Leo:
— Pap, denk je dat ik op een dag ook anderen kan helpen?
Thomas glimlachte:
« Ik denk dat je al helpt. Je weet het alleen nog niet. »