Ze zeggen dat het huwelijk gebaseerd is op liefde en geduld. Maar wat gebeurt er als slechts één persoon van hem houdt en de ander hem pijn doet?
Mijn naam is Emily Carter. Op een avond, toen mijn man me in elkaar sloeg omdat ik geen eten kookte, ook al had ik koorts van 40°C, was ik niet meer bang.
Ik trouwde met Ryan toen ik 25 jaar oud was. Hij was charmant in die tijd – een vaste baan, een mooie glimlach, precies het soort man waarvan mijn ouders zeiden dat hij « me veilig zou houden ». Maar veiligheid was het laatste wat ik in dit huis vond. In het derde jaar veranderde zijn warmte in koude bestellingen. Hij wilde om zes uur eten, de was op een bepaalde manier opgevouwen en rust en stilte als hij ‘nadenkt’.
Die avond stond mijn hele lichaam in brand. Ik kreeg griep en kon mijn hoofd nauwelijks optillen. Mijn huid brandde als vuur en mijn ledematen waren te zwaar om te bewegen. Ik sms’te Ryan voordat hij thuiskwam, in de hoop me wat soep te brengen.
In plaats daarvan verhardde zijn uitdrukking toen hij binnenstapte en zag dat de keuken donker was.
« Waarom is het eten nog niet klaar? » gromde hij en gooide de aktetas op het aanrecht.
« Ik voel me verschrikkelijk, Ryan, » fluisterde ik met een trillende stem. « Ik kan niet eens lang stoppen. Kunnen we niet gewoon iets bestellen voor vanavond? »
Hij keek me aan alsof ik hem had beledigd. « Wat heeft het voor zin om een vrouw te hebben als ze niet eens kan koken? »
En toen was er het geluid van een knal. Luid, scherp, het galmde door de kleine keuken. Mijn foto werd wazig. Zijn wang brandde en de tranen stroomden oncontroleerbaar.
Ik kon me geen moment bewegen. Ik staarde naar de man aan wie ik ooit liefde had beloofd, en ik besefte: hij keek me niet aan. Hij keek me aan alsof ik gewoon weer een kapot stuk gereedschap was.
Hij rende de slaapkamer in en sloeg de deur dicht. Ik zat op de grond, versuft door koorts en shock, mijn wang vasthoudend. Iets in mij barstte – niet van pijn, maar van helderheid van geest.
Die nacht, bibberend onder de dunne deken, wist ik dat het voorbij was. Ik zou zo’n dag niet kunnen overleven. Ik was niet zijn dienaar. Ik was niet zijn eigendom.