Ik ging aan haar bureau zitten.
Elk klein hartje in dat mandje beneden herinnerde me aan haar. Het was als een gefluister van Lily zelf. Het was geen afscheid, maar een herinnering dat zelfs in verdriet, zelfs in de puinhoop, de liefde een weg vindt om te blijven.
Die avond zat ik bij het raam met de gele trui op mijn schoot en fluisterde: « Ik zal voor ze zorgen, schat. Net zoals jij deed. »
Elk klein hartje klopt
in die mand beneden
Ze deed me aan haar denken.
Baxter kwam en legde zijn kop op mijn voeten, en de moederkat spinde harder dan haar kittens die dicht tegen haar aan lagen.
Dat was de eerste nacht dat ik sliep zonder nachtmerries.
En ‘s ochtends, als de zon door de ramen scheen en de kittens zich roerden, voelde het – heel even – alsof Lily er nog steeds was. Niet op een spookachtige, droevige manier, maar in de stille vriendelijkheid die ze had achtergelaten.
Dat was de eerste nacht.
Ik heb geslapen zonder nachtmerries.