« Ik heb wel plek, » gaf ik toe. « En je kunt hier nog een tijdje blijven – tot je weer op de been bent. »
De opluchting verdween van hun gezichten en ik leidde hen naar binnen. Ik liet hen de logeerkamer zien die ik voor gasten had ingericht. Het was sober maar comfortabel, een wereld van verschil met de kelder die ze me hadden aangeboden.
Toen ze zich hadden geïnstalleerd, besefte ik hoeveel ik was gegroeid sinds ik was vertrokken. Ik had een leven opgebouwd dat niet afhankelijk was van hun goedkeuring of steun, en daardoor had ik mijn kracht gevonden. Hen in mijn huis verwelkomen ging niet om iets bewijzen. Het ging erom hen te laten zien dat ik had geleerd op eigen benen te staan – en dat ik hun de hulp kon bieden die ze me ooit hadden ontzegd.