Die avond schitterde de woning van Evans met kroonluchters en kristallen glazen. De lucht was gevuld met parfum, kwantiteit en onbereikbare glimlachen – het toppunt van autoriteit eerde Thomas Evans, die was gepromoveerd tot regionaal directeur van zijn bedrijf. Gasten vulden de grote eetzaal, lachend en shampoo drinkend – maar onder de gepolijste glans van vreugde smeulde een smeulende gloed.
Aan het hoofd van de tafel zat Margaret Evans, drieënzestig, elegant, berekenend en koel. Jarenlang had ze het bedrijf gerund als een bedrijf – controle en reputatie vooropgesteld. Tegenover haar zat Emily, haar schoondochter – achtste zwanger, stralend en moederlijk. Een crèmekleurige jurk omhelsde haar buik, altijd beschermend rustend op één hand.
Margaret accepteerde Emily nooit. « Een meisje uit een klein stadje hoort niet thuis in een familie als de onze, » zei ze dan. Zelfs toen ze die avond een glimlach forceerde, gloorde er een stille minachting in haar ogen.
« Emily, lieverd, » zei Margaret tijdens een toost vol suikerachtige reacties, « je ziet er zo… goed uit. Je moet wel goed eten. Mijn zoon verwent je, hè? »
Er klonk gelach door de stoel. Emily voelde zich ongemakkelijk. Thomas wierp zijn moeder een waarschuwende blik toe.
« Mam, alsjeblieft, » mompelde hij.
« Kom op, » zei Margaret luchtig. « Het is maar een grapje. »