Men moest wachten tot het dier vanzelf wegging. Maar zelfs daarna bleef het de wagen volgen ā stap voor stap, dravend, robeerde het in te halen, tot het uitgeput aan de kant van de weg instortte.
Later vertelde men dat het paard nog lange tijd op dezelfde plek bleef staan waar het voor het laatst was gezien. Het stond daar stil, zonder te eten, zonder zich te bewegen, starend in de verte ā alsof het nog steeds wachtte tot zijn geliefde meester zijn naam zou roepen.