Agent Harris bleef dichtbij, zijn hart zwaar. Hij had talloze keren armoede, verslaving en gebroken gezinnen gezien tijdens zijn carrière, maar iets over Sarah ‘ s woonkamer bleef in zijn gedachten hangen: de ongeopende letters gestapeld in nette stapels, de elektriciteitsrekening met een rode waarschuwing en de halfleege koelkast die hij zag toen een arts koude pakken pakte.
In het ziekenhuis hoorde Harris dat Sarah was ingestort door een gevaarlijke mix van uitputting, ondervoeding en medicijnen die ze had voorgeschreven voor ernstige angst. Ze was niet van plan een overdosis te nemen—het was haar lichaam dat eindelijk brak onder het gewicht van te veel lasten.
De dag dat Emily naar huis mocht, was Harris daar. Hij stond bij de deur terwijl Emily naar binnen sprintte, haar gelach weerkaatste door het eens stille huis. Sarah omhelsde haar dochter stevig, beiden huilend, beiden beloofden nooit meer los te laten.
Voor Harris was het moment nederig. Hij was in hun leven gekomen op een wanhopige avond toen een klein meisje om hulp had geroepen. Maar wat bij hem bleef hangen was niet alleen het beeld van Emily ‘ s tranen—het was haar moed. In haar angst had ze de kracht gevonden om te handelen, en daarmee had ze haar moeder gered.
Toen hij wegreed van het Carter huis, dacht Harris na over wat hij had gezien. De baan ging niet alleen over het handhaven van de wet; soms ging het erom de persoon te zijn die luisterde, die genoeg om hem gaf om te blijven wanneer het er het meest toe deed.
Die avond, toen hij terugkeerde naar zijn eigen familie, omhelsde hij zijn dochter iets langer dan normaal, stilletjes dankbaar voor de herinnering die Emily hem had gegeven: dat achter elke wanhopige hulpgeroep een verhaal, een leven en een liefde schuilgaat die het redden waard is.