6. Nieuwe familie
De verpleegster pakte het blok, wierp een blik op de naam en knikte. « Liam Reynolds. Ik begrijp het. Ik schrijf het meteen op. »
Liam, die zijn naam hoorde, wendde uiteindelijk zijn ogen af van het kind, zijn ogen stonden wijd open en hij begreep er niets van. « Anna… wat? Hoe zit het met jou…? »
Ik glimlachte, mijn eigen tranen, tranen van opluchting, en een diepe, met botten gevulde zekerheid begon te stromen. ‘Vader,’ zei ik zacht maar vastberaden, ‘is degene die verschijnt. Degene die de kribbe bouwt. Degene die hier is en haar hand vasthoudt. »
Ik ontmoette zijn verbijsterde, liefdevolle blik. ‘Jij bent het, Liam. Jij was het altijd. »
Deze naam, geschreven in inkt, veranderde alles. Het was geen wraakactie op Mark; het was een eredaad voor Liam. Niet alleen beroofde het Marek van zijn rechten op het kind, die hij nooit had opgeëist; Het was een liefdesbrief. Het was een voorstel. Het was een belofte. Het was de basis van een nieuw leven.
Liam liep naar mijn bed en omhelsde onze dochter nog steeds. Hij leunde naar voren en liet zijn voorhoofd op het mijne rusten. Hij zweeg een lang moment. Toen kuste hij me, met een zachte, respectvolle kus op het voorhoofd, en toen kuste hij onze dochter. We waren niet langer ‘Anne en haar beste vriend Liam’. We waren een familie. Met z’n drieën. Samen.