ADVERTISEMENT
ADVERTISEMENT
ADVERTISEMENT

Op de ochtend dat het dochtertje van de huishoudster zachtjes vroeg: ‘Mag ik een kopje koffie met u drinken?’, had niemand kunnen vermoeden dat dit het hart van een koude, eenzame miljonair zou openbreken, oud verdriet aan het licht zou brengen… en de eerste stap zou zijn naar een nieuw gezin, een nieuw huis en een tweede kans op geluk voor alle drie.

DE MAN DIE NIEMAND BENADERNADEERD WAS

Romário Vilela was het type man dat mensen zonder nadenken vermeden. Als ze hem zagen aankomen, staken ze de straat over.

Koud. Afstandelijk. Altijd in een onberispelijk pak en met een gesloten, ondoorgrondelijk gezicht.

Zijn landhuis was enorm en altijd vol met personeel dat zich geruisloos van kamer naar kamer bewoog. En tegelijkertijd was het volkomen leeg.

Niemand zat ooit bij hem aan tafel.
Niemand wachtte ‘s avonds op hem.
Niemand durfde te vragen of het wel goed met hem ging.

Totdat op een zaterdagmorgen een zesjarig meisje deed wat niemand anders ooit had durven doen.

 

 

« Mag ik samen met u een kopje koffie drinken? »

Romário zat aan het hoofd van een enorme eettafel en scrolde op zijn telefoon. De tafel stond vol met eten: brood, fruit, sap en een prachtige worteltaart die hij bijna nooit aanraakte.

Toen verbrak een zacht stemmetje de stilte.

« Mag ik een kopje koffie met je drinken? »

Hij keek op, aanvankelijk geïrriteerd.

Daar stond ze dan – klein, met warrig blond haar, een roze rugzak over haar schouder en enorme blauwe ogen die straalden van nieuwsgierigheid, naast de stoel naast hem.

‘Hoe ben je hier binnengekomen?’ vroeg hij, met een ijzige toon.

‘Door de keukendeur,’ antwoordde het meisje opgewekt, alsof het de normaalste zaak van de wereld was. ‘Mijn moeder werkt hier. Ze ging medicijnen voor je halen, maar ik had honger… en toen zag ik de taart. En je bent alleen. Niemand hoort alleen koffie te drinken.’

Romário antwoordde niet. Niet omdat hij boos was, maar omdat er iets dat al lang bevroren in hem zat, plotseling in beweging kwam. Het voelde alsof iemand een deur in zijn borst had gevonden en erop had geklopt.

‘Weet je moeder dat je hier bent?’ vroeg hij dringend.

Ze beet op haar lip.

‘Ze zei dat ik in de voorraadkast moest wachten… maar ik zag de taart en…’ Haar ogen dwaalden verlangend naar de tafel. ‘Ik kan hier even zitten en dan ga ik terug, beloofd.’

Zijn blik dwaalde af naar de lege stoel naast hem. Niemand had daar in drie jaar tijd gezeten.

Niet sinds het ongeluk.
Niet sinds de dood van zijn vrouw en zijn vierjarige dochter Isabela.
Niet sinds hij van zijn huis een grafmonument had gemaakt.

Hij wist niet waarom hij het zei, maar hij deed het wel.

« Zitten. »

De ogen van het meisje werden enorm groot.

« Echt? »

Als je wilt doorgaan, klik op de knop onder de advertentie ⤵️

Advertentie
ADVERTISEMENT

Laisser un commentaire